Alle webshops
Klantenservice
Sluiten

Categorieën

Filters
    Marc Olff - Vrijdag 9 December 2021

    Hoe gebruik je een laserwaterpas voor buiten?

    Een laserwaterpas noemen we ook wel een bouwlaser of roterende laser. Deze laser zorgt voor een zeer groot waterpasvlak. Een laserwaterpas nivelleert vaak volledig automatisch en stelt de laserlijn daarmee waterpas. Deze laserlijn is tot wel 800 meter te ontvangen bij sommige modellen. Het ontvangen van de laserlijn gebeurt met een handontvanger. Dit is een apparaat ter grootte van een telefoon en heeft vaak een LCD. Hierop is door middel van pijlen te zien waar de laserlijn zich bevindt. Het is namelijk zo dat een laserlijn buiten eigenlijk nooit zichtbaar is in normale omstandigheden. Wil je de laserwaterpas voor buiten gebruiken, dan kan dat in combinatie met de handontvanger. Hierdoor ontstaat een enorm bereik. 

    Een roterende laser wordt altijd op een statief geplaatst, waardoor een een prettige werkhoogte ontstaat. De handontvanger wordt altijd in combinatie met een laserbaak of waterpasbaak gebruikt. Hierdoor stel je eveneens een fijne werkhoogte in, terwijl je technisch gezien hiermee het referentievlak verhoogt.

    Wanneer de laserwaterpas op een statief is ingesteld, genivelleerd is en roteert, kan met de handontvanger en de laserbaak een nulpunt ingesteld worden. Vervolgens kan op elke andere positie de hoogte ten opzichte van het nulpunt worden afgelezen. Op deze manier kunnen over grote afstanden makkelijk waterpasvlakken worden uitgezet met een laserwaterpas voor buiten.

    Nauwkeurigheid

    Door een laserwaterpas ofwel roterende laser te gebruiken, kan ook buiten super nauwkeurig gewerkt worden. Ten opzichte van een normale waterpas is dit tot wel 20x nauwkeuriger. Een roterende laser mag vaak maar tussen de 1 en 0,5 millimeter afwijken van het absolute nulpunt. Dit zorgt ervoor dat vooral op grotere afstanden zeer nauwkeurig een waterpaspunt doorgezet kan worden. Als we dit vergelijken met een normale waterpas is het verschil pas echt duidelijk zichtbaar. De nauwkeurigheid van een waterpas is namelijk afhankelijk van de waterpaslibel die erin zit en de persoon die deze afleest.

    Het opstellen van de laserwaterpas

    Het opstellen van de laserwaterpas voor buiten is vrij eenvoudig. Wel zijn er een aantal handige dingen om te onthouden:

    • Gebruik een stevige basis, zoals een statief of een wandbeugel;
    • Zet de laserwaterpas op het oog waterpas. De rest stelt het product zelf bij;
    • Kies voor een handige plek, waar het meetinstrument niet in de weg staat voor machines of verkeer;
    • De laserwaterpas dient te worden opgesteld op een plek die zowel het nulpunt als de meetpunten kan bereiken;
    • Plaats het product niet naast een weerspiegelend oppervlak, zoals een raam;
    • Let op dat het gereedschap niet te hoog wordt geplaatst, waardoor deze in de ogen kan schijnen.

    Controleer daarnaast altijd de omgeving goed en let hierbij op storende factoren. Het kan voorkomen dat er in de buurt met een andere laserwaterpas voor buiten gewerkt wordt, waardoor de handontvanger de verkeerde straal kan ontvangen. Verder is het belangrijk om te letten op ramen en andere weerspiegelende oppervlakken, waardoor de laserstraal van de laserwaterpas kan reflecteren en op een andere hoogte zit dan de originele laserstraal. De ontvanger kan namelijk ook de reflectiestraal ontvangen waardoor meetfouten kunnen ontstaan. Let op dat je anderen niet tot last bent met de laserstraal. Bekijk wat de meest gunstige plek is om de laserwaterpas neer te zetten in verband met het weggebruik of terreingebruik van andere. Tot slot kun je letten op zware machines die in de buurt rijden. Wanneer er door het rijden veel trillingen veroorzaakt worden, kan dit voor storing zorgen bij de laserwaterpas.

    Buiten horizontaal uitzetten met een laserwaterpas

    Hoe gebruik je buiten een laserwaterpas voor het horizontaal uitzetten ofwel uitvlakken van grond oppervlakken voor bijvoorbeeld funderingen?

    Bij het waterpassen van grondwerk of een fundering kan gemakkelijk met een laserwaterpas ofwel een bouwlaser worden gewerkt. Hierdoor kan zeer nauwkeurig gewerkt en gemeten worden. Met bijna elke laserwaterpas kan dit op de millimeter nauwkeurig, ook buiten. Voor het waterpassen van grondwerk is enkel een nulpunt nodig. Dit kan een vooraf ingesteld punt zijn, bijvoorbeeld de rand van de bestaande stoep of straat. Dit punt kan gebruikt worden als referentiepunt ofwel nulpunt. Vanaf hier kan bepaald worden hoeveel hoger of lager het grondwerk moet worden. In de situatietekening 1.1 is dit punt A. Vervolgens kunnen de hoogtes van de uit te zetten grondwerkzaamheden met de bouwlaser en laserbaak met handontvanger worden gemeten. Op de situatietekening 1.1 zijn dit punt B, C, D en E. 

     

    Het detecteren van de laserstraal met de handontvanger en laserbaak in de buitenlucht

    De handontvanger is gemaakt om de laserstraal die uit de laserwaterpas komt te kunnen ontvangen wanneer deze voor het menselijk oog niet meer zichtbaar is. Bijvoorbeeld in de buitenlucht. De handontvanger heeft een ontvangstvenster die de laserstraal kan detecteren. Zoals te zien is in de situatietekening 2.1 hieronder kan dit in combinatie met een laserbaak. De meeste handontvangers voor bouwlasers hebben een LCD scherm waar pijlen op te zien zijn. Deze pijlen geven aan of de handontvanger omhoog of omlaag bewogen moet worden om op de laserstraal te komen. Wanneer de ontvanger geen LCD heeft, wordt dit vaak met LED lampjes aangegeven.

    Op de situatietekening 2.1 is te zien dat de pijlen op het scherm aangeven dat de laserlijn hoger zit dan het punt waar de handontvanger zich bevindt. De handontvanger dient dus omhoog bewogen te worden totdat het LCD scherm een streep laat zien. Deze streep betekent dat de laserstraal zich op het juiste punt bevindt ten opzichte van de handontvanger en nu op de juiste hoogte gedetecteerd wordt. Wanneer de handontvanger geen signaal geeft, kan het zijn dat de laserstraal zich te ver van het ontvangstvenster van de handontvanger bevindt. In dit geval kan de handontvanger langzaam van heel laag naar heel hoog bewogen worden zodat de laserstraal het ontvangstvenster kan bereiken. Wanneer de straal het ontvangstvenster heeft bereikt, zal het scherm de pijlen laten zien.



    Het instellen van het nulpunt 

    Na het bepalen van het nulpunt, wat in onze situatietekening 1.1 punt A is, kan deze worden ingesteld. Het instellen van het nulpunt wordt gedaan met een laserbaak in combinatie met een handontvanger. Hiervoor wordt eenmalig de onderkant van de laserbaak op een vaste hoogte ingesteld. De handontvanger wordt op de laserbaak op de nullijn geplaatst. Op een laserbaak zit altijd een centimeter verdeling die van -50 tot +50 loopt. In het middelgedeelte waar het rode gedeelte stopt, zit het nulpunt op de laserbaak. Hier staat dan ook fysiek de "0".

    Na het opstellen van de bouwlaser kan het nulpunt bepaald worden, zoals hierboven vermeld op situatietekening 1.1 bij punt A. Bij het instellen wordt de laserbaak op de nullijn gezet. Vervolgens wordt door middel van het losdraaien van de schroef aan de onderkant de onderzijde losgemaakt, zodat deze bewogen kan worden. Het bovenste deel van de laserbaak kan naar boven bewogen worden, waardoor de handontvanger de laserlijn kan gaan detecteren. Zoals bij de situatie tekening 2.3 te zien is.

    In de situatietekening 2.3 bij A is de zien dat het bovenste deel van de laserbaak naar boven geschoven kan worden. De laserlijn bevindt zich nu buiten het detectieveld van de handontvanger. Wanneer de laserbaak voldoende omhoog geschoven is, zien we bij B dat de handontvanger op de laserlijn zit. Nu kan het onderste gedeelte van de laserbaak weer worden vastgedraaid, zodat deze niet meer kan verschuiven.

    Illustratie van laserbaak met handontvanger op nulpunt instellen

    Het hoogteverschil bepalen van de grondwerkzaamheden

    Bij het uitzetten van de grondwerkzaamheden, zoals te zien is op situatietekening 1.1 bij punt B, C, D en E, is eerst het nulpunt ingesteld, zoals hierboven beschreven bij "Het instellen van het nulpunt". Vervolgens kunnen de hoogteverschillen van de grondwerkzaamheden worden gemeten. Door middel van de laserwaterpas kunnen buiten de hoogtes van punt B, C, D en E op situatietekening 1.1 worden gemeten. 


    Voorbeeld: Hoogteverschil bepalen
    in situatietekening 1.1 en 2.2:

    Het nulpunt is ingesteld bij punt A (1.1). We beginnen het meten van het hoogteverschil op punt B (1.1). Voor het meten van de hoogte van punt B zoeken we met de handontvanger de laserstraal van de laserwaterpas op, zoals bij "het opzoeken van de laserstraal met de handontvanger en laserbaak". Wanneer de laserstraal is gedetecteerd en de streep op de handontvanger zichtbaar is, kan het hoogteverschil in centimeters worden afgelezen op de laserbaak. Dit is te zien bij A van situatietekening 2.2. In dit voorbeeld is dus bij punt B (1.1) het hoogte verschil ten opzichte van het ingestelde nulpunt A (1.1) min 3 centimeter. Dit betekend dat het punt B (1.1) zich 3 centimeter dieper bevindt dan het nulpunt A. Vervolgens gaan we naar punt C (1.1) en meten we daar het hoogteverschil nogmaals. Bij punt C (1.1) meten we bijvoorbeeld +5 zoals te zien is bij B van situatietekening 2.2. Dit betekend dat punt C (1.1) zicht 5cm hoger bevindt dan het nulpunt A (1.1). Wanneer we hetzelfde hebben gedaan bij punt D en E op situatietekening 1.1 hebben we alle hoogteverschillen in kaart gebracht. Hierna weten we hoeveel grond erbij of eraf moet om een horizontaal grondoppervlak te krijgen.

     

     

    Het uitmeten van een horizontale uitgraving op diepte

    Voor het uitmeten van een diepte wordt op dezelfde manier gewerkt. Van te voren wordt een nulpunt bepaald. Vanuit dit referentiepunt zal gemeten worden. Vaak is dit een vooraf bepaald punt, zoals bijvoorbeeld een stoeprandhoogte. Het maakt niet uit welke hoogte dat is of waar deze hoogte zich bevindt. Het uitmeten van een diepte wordt gedaan vanaf dat punt. Het enige wat noodzakelijk is, is dat de laserwaterpas het nulpunt en de locatie van de grondwerkzaamheden kan bereiken. Zoals hieronder op de situatietekening 1.2 zichtbaar is, moet de locatie van de laserwaterpas (F) goed genoeg zijn om buiten alle meetpunten (A, B, C, D en E) te kunnen bereiken met de laserstraal. 

    Voorbeeld: Het uitgraven van een fundering
    in situatietekening 1.2

    Voor het uitgraven van een fundering hebben we twee gegevens nodig. Ten eerste wil je weten waar het nulpunt zich bevindt en ten tweede hoe diep de uitgraving moet worden ten opzichte van het nulpunt. In ons voorbeeld gebruiken we de stoeprand als vast nulpunt en een diepte van 40cm voor onze uitgraving van de fundering ten opzicht van de stoeprand. We bepalen het nulpunt op dezelfde manier als beschreven in "Het instellen van het nulpunt" hierboven. Vervolgens kunnen we bij de punten B, C, D en E gaan meten hoeveel grond er nog af of bij moet. We kunnen dit op twee manieren instellen op de laserbaak:

    Optie 1: We stellen het nulpunt in zoals op situatietekening 2.3 vermeld staat. De centimeterverdeling aan de onderkant van de laserbaak is nu ingesteld op ons nulpunt. Stel dat de onderzijde 25cm is uitgeschoven voor het nulpunt. Wanneer we dan een diepte van 40cm willen maken tellen we deze 40cm hierbij op: 25cm + 40cm is 65cm. We stellen nu de onderkant van de laserbaak in op 65cm. Hierdoor kunnen we op de laserbaak bij de handontvanger werken vanaf het nulpunt op de laserbaak, zoals vermeld op situatietekening 2.2. We lezen vervolgens op de laserbaak af hoeveel grond erbij of eraf moet om op onze gewenste diepte te komen. We kunnen nu bij punt B, C, D en E zien hoeveel gronde op die plaats moet worden afgegraven of worden toegevoegd zoals op situatietekening 2.2.

    Optie 2: Bij optie 2 stellen we niet de onderkant van de laserbaak in maar de bovenkant. Na het instellen van het nulpunt gebruiken we de handontvanger met de centimeterverdeling erachter om te zien wat de huidige diepte is van de graafwerkzaamheden. Het voordeel van deze optie is dat de live kunnen zien hoe diep de graafwerkzaamheden al zijn. De handontvanger zal steeds verder in het rode gedeelte komen. We doen dit net zo diept tot we de -40 centimeter hebben bereikt op het bovenste gedeelte van de laserbaak.

    Na het uitmeten en uitgraven van deze fundering hebben we een uitgegraven grondoppervlak dat volledig waterpas is en een diepte heeft van 40cm ten opzichte van de stoeprand. Dit is wat nodig is voor het maken van een fundering. 



    Kan de laserwaterpas buiten tussentijds verplaats worden?

    Het tussentijds verplaatsen van de laserwaterpas is buiten geen enkel probleem. Het antwoord is dus: Ja. Let wel op dat alle stappen opnieuw doorlopen moeten worden. Er zal opnieuw een nulpunt ingesteld moeten worden met de laserbaak. Verder is het altijd zo dat het geen probleem is om de laser te verplaatsten. Dit kan te allen tijde en zo vaak je wil, als het nulpunt maar opnieuw ingesteld wordt met de laserbaak. Let op dat de laserstraal altijd het nulpunt kan bereiken, dan kan de laserwaterpas voor buiten gebruikt worden. 

     

    Lees alles over bouwlasers

    Recente artikelen

    Vergelijk 0

    Voeg nog een product toe (max. 5)

    Start vergelijking